Wees uzelf

Gepubliceerd op 1 augustus 2020 om 10:20

Om als enkeling in een sociale context verantwoorde relaties aan te gaan, te onderhouden en te beëindigen, zult u zich in ieder geval rekenschap moeten geven van de volgende twee overwegingen: wie ben ik en wat wil ik? De vragen te stellen is gemakkelijker dan ze te beantwoorden.

In de Griekse wereld van de Oudheid zocht men hierover al wijsheid op te doen. 

Als oude Grieken te rade wilden gaan over zichzelf en het verloop van hun leven lag het voor de hand een bezoek te  brengen aan het Orakel van Delphi. Dit orakel lag op de berg Parnassos in de ‘cultusplaats’ Delphi, ten noordoosten van de Griekse stad Athene.[1]

In 340 v. Chr. werd de tempel toegankelijk voor het publiek. De buitenzijde was indrukwekkend door de zuilen die het gebouw omringden. Wie tussen de zuilen doorliep kwam in een ‘voorhof’ waar allerlei geschenken van koningen stonden. Kenmerkend voor het orakel van Delphi was onder meer de toespitsing op een persoonlijke en politieke ordening in een beginnend rationeel perspectief . Op de wanden van de tempel waren betekenisvolle opschriften te lezen. Het belang van gematigdheid werd bijvoorbeeld uitgedrukt door teksten als: ‘Niets is teveel’ en ‘Alles met mate’. En in dit verband klinkt over de eeuwen heen nog helder de oproep: ‘Ken uzelf’.

Hoe actueel deze aansporing is, bleek mij recent toen ik onlangs op het station een jonge vrouw zag lopen die een stoffen tas droeg met het opschrift: ‘Be yourself because an original is worth more than a copy’. Jezelf zijn als persoonlijkheid is van zoveel meer waarde dan in de grijze massa ten onder te gaan.  

Maar je moet van goeden huize komen en over de nodige kwaliteiten beschikken om jezelf te kunnen zijn. Er zijn helaas maar al te veel mensen voor wie dit niet is weggelegd. De bevlogenheid waarmee men met de gelijkheidsideologie het nivelleringsprincipe toepast, geeft hoegenaamd geen ruimte om het hoofd boven het verstikkende maaiveld uit te steken.

Alleen grijze muizen zijn ‘in tel’, mensen die zich onderwerpen aan het systeem van de heersende elite. Als consumenten hebben zij betekenis en mogen zich laven aan de bron van ‘brood en spelen’.

Velen weten geen raad met de oproep om zichzelf te zijn. 

Treffend wist de dichter P.A. de Genestet daar uitdrukking aan te geven met met zijn bekende puntdicht:

'Wees u–zelf!' sprak ik tot iemand;

Maar hij kon niet: hij was niemand.’[2]

De dichter W. Kloos ( 1859-1938) vertolkte niet slechts zijn literaire originaliteit, maar ook treffend de inzet van het seculiere humanisme met het eerste couplet van zijn welbekende sonnet:

‘Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,

En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon

Over mij zelf en 't al, naar rijksgeboôn

Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.’[3]

Hoe opmerkelijk is het echter om in de hoogheid van zijn bestaan de kwetsbaarheid op te merken als hij niet in staat is om een individualist pur sang te zijn.

–En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond

Úw overdierb're leên den arm te slaan,

En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed

En trots en kalme glorie te vergaan

Op úwe lippen in een wilden vloed 

Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond. 

De dichter H. Marsman (1899-1940) wilde in een welbekend sonnet van zijn hand uiting geven aan het vurig élan van het vitalisme.

Grootsch en meesleepend wil ik leven![4]

Maar in de volstrekt horizontale belevingswereld van deze individualist schittert iedere sociale relatie die meer is dan functionaliteit door afwezigheid. 

alleen het geruisch

van uw bloed en van uw hart het gehamer

vervulle uw lichaam, verstaat ge, uw leven, uw kluis.

zwicht nooit voor lippen:

samenzijn is een leugen en alle kussen verraad;

alleen een hart dat tegen eigen ribben slaat

is een zuiver hart op een zuivere maat.

Hier dient zich de postmoderne mens aan, volstrekt autonoom, maar in zijn volstrekt horizontalistisch perspectief ontgaat hem dat hij uiteindelijk niet meer zal zijn dan een slaafse dienaar van het seculiere humanisme, de postmoderne, volstrekt seculiere religie met de gelijkheidsideologie als het centrale dogma.

Hoe verwonderlijk is het uiteindelijk dat de Deense filosoof Sören Kierkegaard, (1813-1855) de vader van het existentialisme, besefte dat hij alleen in eeuwigheidslicht zichzelf kon zijn. Al in zijn jonge jaren verwoordde hij het perspectief waarnaar hij uitzag:

“'Het gaat erom een waarheid te vinden die voor mij waarheid is, de idee te vinden waarvoor ik wil leven en sterven.''[5]

Zo kon hij zichzelf zijn, want zo was hij waarlijk mens.

 

 

[1] Opmerkelijk is dat met name ook het reformatorisch onderwijs de schoolloopbaan en de onderwijsontwikkeling van kinderen digitaal vastlegt in het leerlingvolgsysteem ‘Parnassus’.

[2] Génestet, P.A. de: De Dichtwerken, Amsterdam 1869, pag. 272 

[3] W. Kloos: Sonnet V. Uit: Verzen, 1894

[4] H. Marsman: Verzamelde Gedichten,  1941 pag. 75

[5] Sören Kierkegaard: Een idee om voor te leven en te sterven, 2013, Dagboekaantekeningen uit 1835 in Gilleleje