Van oorsprong is de ethiek een Grieks-filosofische aangelegenheid. Als de vader van de ethiek kan gewezen worden op Socrates. Ons spreken over de ethiek is echter niet filosofische bepaald. Dan zou het vaste fundament ontbreken. Ethiek wil hier christelijke ethiek, of beter nog gereformeerde ethiek zijn.
- Allereerst is met de Openbaring Gods in de Heilige Schrift ook de grondslag grondslag voor de ethiek gelegd.
- In volstrekte overeenstemming daarmee legt gereformeerde dogmatiek het vaste fundament voor de ethiek. Met is daarin doordacht uiteengezet wat God vanuit de vaste plaats van Zijn woning in waarheid tot ons mensen te zeggen heeft.
- Vanuit deze grondwaarheden onderwijst de ethiek ons welke normen en waarden van beslissende betekenis zijn en derhalve richtinggevend voor ons menselijk leven en denken om God in waarheid te dienen. Gehoorgeven en Gehoorzaam aan wat God zegt, leren mensen het goede te zoeken en van het kwade te wijken. "Dogmatiek: Hij heeft ons lief gehad - Ethiek: daarom hebben wij hem lief."
-
Prof. dr. H. Bavinck aan wie we deze woorden ontlenen, merkte hierbij evenwel nadrukkelijk het volgende op: "Het verschil ligt dus niet hierin, dat we in de ethiek de verkiezingsleer gaan verzwakken, half pelagiaans worden, de mens eens 'tot zijn recht' laten komen. Alle pelagianisme moeit uitgeroeid, is juist anti-ethisch. (...) Dat is een mysterie: God alles en wij juist daardoor groot. Maar liever dit mysterie, dan een pelagiaans remonstrantse doorsnijding en verdeling tussen God en mens, waarbij God niet God blijft en de mens geen waarachtig mens." [1] Een ontzaglijk mysterie, een niet te doorgronden wonder dat de apostel Paulus bijvoorbeeld tot uitdrukking bracht met de paradox: " ... want als ik zwak ben, dan ben ik machtig." [2]
[1] Prof. dr. H. Bavinck, Gereformeerde Ethiek, 2019, Utrecht, p. 47
[2] 2 Korinthe 12:10