Nederlands dreigende ondergang in de Europese Unie

Gepubliceerd op 25 juli 2020 om 10:43

01. De oorsprong van Nederland: een Goddelijk geschenk.

Helaas kunnen wij er niet omheen de positie van ons land in de Europese Unie steeds opnieuw onder ogen te zien. Bij alle ontwikkelingen die zich voordoen, valt op dat ook het integratieproces onverminderd voortgaat. Steeds meer wordt onze nationale zelfstandigheid prijsgegeven. Steeds nadrukkelijker dient de Europese Unie zich aan als een bovennationale federatie.

Allereerst moeten wij er goed van doordrongen zijn dat de zelfstandigheid van ons nationale volksbestaan een geschenk is, een Goddelijk geschenk. Tegen de tijdstroom van alle eigentijdse veranderingen in, blijven wij met Groen van Prinsterer herhalen: 'De Heere heeft hier zijne Kerk geplant; voor haar instandhouding tegen aanval van buiten en afval van binnen gezorgd; den met haar vereenigden Staat, om harentwil, met de keur en den overvloed zijner weldaden begunstigd; zodat onze geschiedenis, meer welligt dan die van eenig christelijk Volk, het verhaal der leidingen en wonderen Gods is.' [1]

Er is zoveel meer over te zeggen, maar één ding is zeker, hoezeer ook aangevochten [2]: “Met de trits ‘God, Nederland en Oranje’ is de grondslag is gegeven voor de zelfstandigheid van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Nederlandse soevereiniteit als het vaste fundament van ons nationale volksbestaan.” Hoe treffend is met die korte, kernachtige samenvatting niet de ziel van ons volksbestaan onder woorden gebracht. Bij het doordenken hiervan kan de wonderlijke lichtstraal van Gods hand in de geschiedenis van ons land en volk worden opgemerkt. En hoe donker het ook mag zijn in onze hedendaagse samenleving, vanuit dat historisch perspectief wijst die lichtstraal ons de weg die wij moeten gaan: ‘Tegen de revolutie, het Evangelie.’

 

02. Renaissancistisch humanisme als bron van de revolutiegeest

Al te weinig zijn wij doordrongen van het voortwoekeren van de revolutiegeest en gaan wij voorbij aan de oproep om fundamenteel stelling te nemen tegen de tijdstroom in het vooropstellen van ‘de antithese’. Hoe groot onze bezwaren ook zijn, wij moeten kost wat kost vermijden dat wij binnen de reguliere orde van onze samenleving niet meer in tel zijn en buiten spel raken. Al te gemakkelijk wordt een principiële stellingname vervangen voor een praktisch conformisme en is het in de grond der zaak de revolutiegeest die steeds meer bezielt.

In historisch opzicht zien we vanuit en na de Middeleeuwen het humanisme tot bloeikomen, waarbij de menselijke individualiteit centraal staat. Kenmerkend is allereerst dat de opbloei van de mens met zijn individuele bewustwording inbreuk maakte op en resulteerde in een bevrijdende doorbraak van Middeleeuwse leefwereld. De dominante kerkelijke betekenis voor de Middeleeuwse samenleving verstarde. En met het aanbreken van de Renaissancetijd kregen de bronnen van de Oudheid betekenis om tot zichzelf te ontwikkelen en tot zelfontplooiing te komen. Kennis, wetenschap en kunst, zelfbewustzijn en brede ontwikkeling boden een wenkend perspectief om tot grote hoogte te stijgen met de ‘homo universalis’ als ideaal.      

 

03. Een voortwoekerende revolutiegeest in de Verlichting

In het verlengde van de Renaissance kwamen de ideeën van de Verlichting tot ontwikkeling. De ratio, de menselijke rede werd de normatieve bron van het menselijk leven. Er moest afstand worden genomen van de autoriteiten die in kerkelijk of in wereldlijk opzicht gezaghebbend waren om in vrijheid zichzelf te kunnen zijn door de geleid zijn leven in te richten. Kritiek is de grondhouding van de Verlichting om alle godsdienstige vooronderstellingen te bestrijden en met name de christelijke uitgangspunten in ethisch, politiek en wetenschappelijk opzicht te ontkrachten.

Mensen moesten zichzelf durven zijn. Ze zijn van nature goed, autonoom en onafhankelijk.

Leven in redelijkheid. Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid, de angst en het onvermogen om zichzelf te zijn. Emancipatie tot mondigheid is het program van de Verlichting.

Karakteristiek was ook het vooruitgangsgeloof waarbij zich een maakbare samenleving aandiende waarin de vrijheid burgerlijke gelijkheid zou brengen in een klimaat van solidariteit. Het streven was gericht op een rationele, universele moraal die onderwezen moest worden en in heel de westerse wereld uitgedragen.    

 

04. De doorbraak van de revolutiegeest.

Met de Franse Revolutie van 1789 vond de doorbraak plaats van de revolutiegeest, zowel in godsdienstig en levensbeschouwelijk als in politiek-staatkundig en maatschappelijk opzicht.

Bekend is de negatieve grondhouding van de revolutiegeest: ‘Ni Dieu et ni maître’. In het diepst van zijn gedachten wilde de mens zichzelf als God zien en geen heer en meester boven zich dulden. ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’, ontdaan van iedere christelijke betekenis zijn van beslissende betekenis in het menselijk leven en denken.

Treffend heeft Groen van Prinsterer hiervoor alle aandacht gevraagd en ook in de actualiteit van onze dagen kan daar niet dan met grote schade aan worden voorbijgegaan. Met een citaat van De Bonald vatte Groen van Prinsterer de kern de Revolutiegeest samen: “De Revolutie is begonnen met de verklaring van de rechten van de mens, zij zal pas eindigen door de verklaring van de rechten Gods.”[3] Veelzeggend is ook de krachtige omschrijving:

“Tot haar eigenlijken oorsprong teruggebracht, is de Revolutie één enkel en zelfs belangrijk historisch feit; te weten de overmeestering der geesten door de leer van de volstrekte souvereiniteit van den mens, een leer die den mens tot bron en centrum van alle waarheid maakt”[4]

Nadrukkelijk waarschuwde Groen van Prinsterer voor de consequenties voor het functioneren van de rechtsstaat:  De Revolutie-leer ondermijnt en vernietigt de grondslagen van het regt.[5] De rechtsstaat ontaardt  in een burgermaatschappij met het stemrecht als grondslag en het geld als het enige cement van de samenleving.[6]

Verwacht nu ook niet dat deze consequenties tot het revolutionaire Frankrijk beperkt zullen blijven. Verre van dat. ‘De Revolutie is eene europésche revolutie, eene omwenteling in de Christenheid. (…)’[7]

 

05. De doorwerking van de revolutiegeest.

De Franse Revolutie is een Europese revolutie. Vanuit een nationalistische grondhouding ontwikkelde Frankrijk een imperialistisch élan om de West-Europese samenleving te doordringen van de revolutiegeest en deelgenoot te laten maken van de zegeningen der Franse Revolutie.

In ons land waren met name de patriotten gegrepen door de revolutiegeest. Zij bonden de strijd aan tegen het vorstelijk absolutisme dat zij belichaamd zagen in stadhouder Willem V, de prins van Oranje-Nassau. Zij eisten hervormingen door democratisering van het overheidsbestel. Toen zij zich zelfs in ‘vrijkorpsen’ gingen organiseren, kon een conflict met de prinsgezinden niet uitblijven. In 1786 en 1787 braken gevechten uit en woedde een korte burgeroorlog. Een Pruisische inval leidde tot het herstel van het de stadhouderlijke macht. Duizenden patriotten vluchtten naar Frankrijk om na de revolutionaire Franse veldtocht in 1795 als landverraders zegevierend terug te keren in de Bataafse Republiek hun winst te incasseren.    

Stadhouder Willem V, prins  van Oranje-Nassau, restte geen andere uitweg dan om uit te wijken naar Engeland. Gereed voor zijn vertrek wist hij bijzonder treffend de kern te verwoorden van wat zich had afgespeeld: “De ware bron onzer ongelukken ligt niet in de onverantwoordelijke handelwijs van zoo vele Nederlanders, of in de kwade trouw der bondgenooten, maar in de nationale zonden en ongeregtigheden.

God heeft een twist met Nederland en toont het in de mislukking van alle pogingen en ook nu door de felle vorst die de wateren tot een gebaanden weg maakt. Wie zal oprichten als God ter neêr werpt!”[8]  

 

06. De voortgaande doorwerking van de revolutiegeest.

Na de Franse overheersing keert het huis van Oranje terug met koninklijke allure. Nederland wordt een constitutionele monarchie met een parlementaire democratie. Maar de twist die God heeft met Nederland en Oranje duurt onverminderd voort. En het mag ons niet ontgaan hoezeer de breuk geslagen is door een voortwoekerende revolutiegeest. En het is de tijd dat het oordeel begint van het huis Gods. [9] Zou het ons dan niets te zeggen hebben dat bij de invoering van het Algemeen Reglement in 1816 de Koning der Kerk is uitgebannen en koning Willem I zich aan het hoofd van de kerk der Hervorming heeft gesteld?[10]

In het revolutiejaar 1848 braken in heel Europa waar sprake was van vorstelijk absolutisme  en conservatief koninklijk gezag liberale opstanden uit. Ook de heerschappij die koning Willem II was toen bepaald niet bepaald onbedreigd. In de eerste jaren van zijn regeringsperiode had hij er geen misverstand over laten bestaan. Nog liever zou hij naar het schavot gaan dan dat hij zou instemmen met een liberale grondwet. Maar toen een mogelijke opstand ook in de Nederlanden dreigde, veranderde hij vrij snel van gedachten. Naar eigen zeggen veranderde hij ‘in één nacht van conservatief in liberaal’ en stemde hij in 1848 in met de opstelling van een nieuwe liberale grondwet door J. Thorbecke. En ondanks het tegenspel van Koning Willem III moest de constitutionele monarchie meer en meer aan betekenis inboeten. Er moest ruimte geboden worden aan een revolutionair democratiseringsproces. In toenemende mate zou de regeermacht dan door het Parlement kunnen worden ingevuld.   

Inmiddels heeft de revolutiegeest zich in het hart van de parlementaire democratie genesteld en komt het regeerbeleid praktisch gezien tot stand in het kader van volkssoevereiniteit. Wat nog resteert van de constitutionele monarchie is het feit dat de handtekening van de koning kan bij de uitvaardiging van wetten niet kan worden gemist. Maar bij de kabinetsformatie is zijn rol inmiddels beperkt tot de beëdiging van de ministers om toe te kunnen treden tot een kabinet dat geheel. buiten zijn toedoen tot stand is gekomen.    

    

07. Tanend verzet tegen de revolutiegeest.

Uiteraard is er vanuit de christelijke politiek verzet geboden tegen de voortgaande doorwerking van de revolutiegeest in het politiek-staatkundig bestel van onze natie. Treffend zelfs waren de speerpunten die daarbij werden geformuleerd.

  • Allereerst het ‘anti-revolutionaire’ beginsel, gezien vanuit het adagium van Groen van Prinsterer: ‘Tegen de revolutie, het Evangelie’. Hiermee is de grondslag verwoord die karakteristiek zou moeten zijn voor alle christelijke politiek: de antithese in optima forma.
  • In de tweede plaats was het ‘christelijk-historisch’ motief  een fundamenteel uitgangspunt, waarbij de optiek ‘Nederland, een tweede Israël’ geen voedingsbron van een seculier-religieus nationalisme is. Het vaste vertrouwen op de levende God ligt hieraan ten grondslag Die ook in de geschiedenis van ons land zoveel wonderen heeft gedaan en het werk van Zijn handen nooit laat varen.
  • En in de derde plaats is het vaste fundament van de christelijke politiek als ‘staatkundig-gereformeerd’ te omschrijven. De Heere regeert en als dienaresse Gods is de overheid geroepen om te regeren naar Zijn Woord, onder handhaving van beide Tafels der Wet, zoals daarvan door de kerk der Hervorming belijdenis is gedaan in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.          

Helaas zijn deze speerpunten steeds meer ontkracht, aangetast als zij werden door de tand des tijds. Het was Abraham Kuyper al die het gereformeerde gedachtengoed in rapport met de tijd wilde brengen. En in dat licht verbleekte de ‘antithese’ steeds meer. Terecht was de opmerking van C.S.L. Janse.: “Op de vragen van de tijd moest immers antwoord gegeven worden. Helaas bleef daarbij van het gereformeerde erfgoed steeds minder over.”[11]  

Al te gemakkelijk is echter zijn stelling dat je soms moet veranderen om gelijk te blijven.

Dan wordt de gereformeerde belijdenis hoog gehouden als een goudschat waarvan het  goud steeds moet worden omgesmeed in de pasmunt van de tijd: marktconform en inflatoir.

Zo gaf SGP-kamerlid R. Bisschop al aan dat hij de opname van artikel 36 NGB in de grondslag van de SGP strikt genomen misplaatst vond. Als belijdenis van de kerk is het een appel op de overheid. Volstrekt anders dan Groen van Prinsterer ziet hij zichzelf kennelijk alleen als politicus, niet als evangeliebelijder.[12]

 

08. De revolutiegeest in de seculiere gelijkheidsideologie  

In onze westerse samenleving heeft de religie van het humane secularisme steeds meer invloed gekregen met de gelijkheidsideologie als het universeel geldende dogma. Alles en iedereen die zich daaraan niet onderwerpt, plaatst zich ook buiten de orde van ons politiek-staatkundig bestel. Binnen die orde van de politieke elite is een semi-christelijke groepering, een semi-liberale en een daarmee nauw verwante socialistische factie te onderscheiden, evenals meer eigentijdse, ideologisch bevlogen groeperingen. CDA, VVD en PvdA behoren tot die politieke elite, evenals D66 en Groen Links. Door kartelvorming wordt onderling binnen de politieke orde geregeld wie de touwtjes in handen krijgt om de regeermacht uit te oefenen.

Populistische facties als de PVV en het FvD moeten op afstand toezien om in een klimaat van voortdurend onbehagen aan de macht te komen en de bordjes te verhangen. De visie op de Europese Integratie, de immigratie en het klimaat weet het FvD te presenteren op een manier die velen aanspreekt. Problematisch is echter het feit dat in principieel opzicht geen afstand wordt genomen van het humane secularisme en de gelijkheidsideologie van de politieke elite.      

De SP en de PvdD zouden graag een plaats innemen binnen de politieke elite maar niet tot iedere prijs. Kennelijk heeft de CU er minder moeite mee om in die elitaire context te functioneren. Zelfs de SGP is er opgericht om zich aan de politieke elite te conformeren en daar voldoende in beeld blijven. Het is allemaal te herleiden tot de gisting die een revolutionaire geest produceert in het centrum van onze parlementaire democratie. Van christelijke politiek ‘pur sang’ is nauwelijks nog iets zichtbaar.   

Ongeremd door de tijdgeest zou de SGP weer voluit als staatkundig-gereformeerd moeten profileren en vanuit die identiteit zich ook nadrukkelijk presenteren op het gebied van de klimaatfobie, de immigratieproblematiek en de euro-ideologie.

Als wij zien op de ontwikkelingen die zich in onze naoorlogse samenleving hebben voltrokken, kunnen we slechts opmerken dat de revolutiegeest voortwoekert om de laatste overblijfselen van de christelijke religie uit de weg te ruimen. Ook na de vijf jaren van overheersing en onderdrukking door de Duitse bezetters is de stem niet gehoord en de opmerkzaamheid uitgebleven dat God een twist met Nederland heeft.  

 

09. De revolutionaire zuigkracht van de Europese Unie  

De Europese gedachte gaf uitdrukking aan een werkend perspectief uit voor onderlinge samenwerking van bepaalde Europese lidstaten. Bij de introductie van de Europese Idee werd aanvankelijk een zonovergoten beeld getoond dat schitterde in een christelijke vernislaag. Inmiddels bleek de Europese gedachte overduidelijk  kenbaar in het beeld van Mammon dat aanbidding van het materialisme vraagt, bereidheid tot het onophoudelijk offeren van geld en het in standhouden van de geldcirculatie.

Eenheid, stabiliteit en solidariteit richtinggevend voor de marsroute om tot verdere integratie te komen die de Europese Unie grootser en krachtiger moet maken, hoog verheven boven alle deelnemende lidstaten afzonderlijk.  

De voortgaande integratie die zich in de loop der jaren ontwikkelde leidde er toe dat  de diverse vormen van Europese samenwerking in Europese gemeenschappen werden georganiseerd, zoals de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de EGKS en de Europese Economische Gemeenschap, de E.E.G.  Een verdergaande vorm van integratie vond plaats toen die diverse Europese gemeenschappen werden ondergebracht in de Europese Gemeenschap. Vervolgens diende zich de Europese Unie aan waarbij de muntunie tot stand kwam, zich ook een bankenunie aankondigt en streven gericht is op het ontstaan van een politieke unie. Intussen is die ontwikkeling zo complex geworden dat de roep om meer integratie alleen maar harder doorklinkt. Steeds verdergaande integratie is nodig om aan de integratieproblematiek het hoofd te kunnen bieden.

Er heeft zich een groeiend conglomeraat van supranationale organisaties gevormd dat volledig bureaucratisch wordt aangestuurd. Wel wordt het geheel beheerst door het krachtenveld van deelnemende lidstaten die daarbinnen een weg zoeken om hun nationale aanspraken en belangen te behartigen. Ook het Europese Parlement, weliswaar gekozen door de bevolking van de deelnemende lidstaten, is als instelling niet meer dan een onderdeel van de supranationale bureaucratie.  

Niet formeel, maar wel praktisch is de Europese Unie met het Verdrag van Lissabon van een ‘grondwet’ voorzien. Kenmerkend is de vlag van de Europese Unie met zijn hoogst bedenkelijke roomse beeltenis, het blauw van Maria en de twaalf sterren van haar kroon.  

Als volkslied van de Europese Unie kan het slotkoor van de Negende Symfonie van  Beethoven ten gehore worden gebracht: “Alle Menschen werden Brüder”, waarmee  eurofielen, desgewenst diep ontroerd de solidariteit van het Europeanisme kunnen bezingen.

En het meest centrale eenheidsmotief is de euro, zij het beperkt tot de zone waar die van toepassing is. De rechtstaat die de Europese Unie als superstaat wil zijn, zal, onder verwijzing naar de woorden van Groen van Prinsterer,  niet boven het niveau van een burgermaatschappij kunnen uitkomen ‘met het stemrecht als grondslag en het geld als het enige cement van de samenleving.’[13] De euro als het smeermiddel van de Europese Unie.

En daarmee is ook de achilleshiel van de Europese Unie in beeld gekomen.

De diversiteit van de onderscheiden lidstaten is zo groot, dat de dreiging van desintegratie niet van de lucht is. Als munteenheid voor het geheel van de Europese Unie is de euro strikt genomen niet te handhaven. Maar tot iedere prijs wordt daaraan voorbijgegaan.  Voor bondskanselier Angela Merkel stond het in 2011 al volkomen vast: “Als de euro mislukt, zal Europa mislukken.”[14] En de Italiaan Draghi, president van de Europese Centrale Bank, de ECB, liet in de zomer van 22012 weten dat hij er alles aan zou doen om de euro te redden, ‘whatever it takes’. En hij voegde daar onheilspellend aan toe:  “And believe me, it will be enough.”[15]

 

10. De revolutionaire beleidskracht van de Europese Unie  

De ambivalentie van het Europese beleid mag ons intussen niet ontgaan. Enerzijds is het beleid gericht op de instandhouding en verdere uitbouw van de supranationale bureaucratie. Anderzijds neemt de betrokkenheid van de deelnemende natiestaten toe om de aansturing van die supranationale organisatie in de hand te houden. Met name Angela Merkel besefte dat de Europese vrijheid uiteindelijk wordt gewaarborgd door “de beweeglijke constitutionele democratieën van de lidstaten, niet op Europees niveau.” [16]

Maar is de zelfstandige positie van elke van de lidstaten zelf in het Europese integratieproces ook afdoende gewaarborgd? Noorwegen en Zwitserland besloten op afstand toe te kijken. Voor de Britten was de muntunie een brug te ver. De Denen kwamen tot dezelfde conclusie: blijf buiten de eurozone als je land je lief is. En Zweden besloot bij de toetreding tot de Europese Unie in 1995 veiligheidshalve ook om buiten de muntunie te blijven. Slechts twee motieven speelden een rol bij volwaardige toetreding: macht of financieel voordeel.

Alhoewel euro-sceptisch, schuift Nederland gretig aan om nog enige invloed van betekenis te houden. Het Verenigd Koninkrijk stelt alles in het werk om zich alsnog door de Brexit aan de revolutionaire wurggreep van de Europese Unie te onttrekken. Er voltrekt zich een machtsspel waarbij de as Parijs-Berlijn van beslissende betekenis zal blijken te zijn.

Na een Franse en een Duitse overheersing spannen beide landen zich samen in om Europa te overheersen. Voor Nederland tekent zich dan ook een dreigende ondergang in de Europese Unie aan. Het kruid van een euro-scepticisme grondhouding is daartegen niet opgewassen. Het gejammer dat we niet meekunnen, maar wel mee moeten voert ons steeds verder in het moeras. Er moeten daden worden gesteld om aan die dreigende ondergang te ontkomen.

 

11. De revolutiegeest in het euro-scepticisme miskend

Op verzoek van de redactie van het RD schreef dr. M. Klaassen een artikel over het euro-scepticisme: een samenvatting van zijn openingswoord op het SGP-congres voor de Europese verkiezingen. [17]

Het scepticisme over de EU, zo betoogde dr. M. Klaassen in zijn artikel, is geen reden om Brussel te verlaten: “Er is alle reden om sceptisch te zijn over de Europese Unie. Toch neemt dat de roeping niet weg om in Brussel te zijn en te zoeken naar wat goed en recht is.” Een hoogst merkwaardige, maar niet minder misleidende gedachte. Het is altijd weer die bedrieglijke ‘gulden’ middenweg. Nee, eurofiel zijn we bepaald niet. Integendeel. Maar een principiële afwijzing van de Europese Unie omdat die het nationale bestaan van ons land uitholt, is ook verwerpelijk. We hebben namelijk een roeping om in verbondenheid met Brussel te zoeken naar wat goed en recht is.

Maar als wij handelen naar wat goed en recht is, weten zij dat de opkomst van een Europese supermacht bestreden moet worden als het beest uit de afgrond. Daar zijn we toe geroepen en we moeten ons daar allerminst van laten afbrengen door mooie Bijbelse vergelijkingen die nergens op lijken.

Helaas heeft dr. M. Klaassen niet onderkend hoezeer ook het scepticisme van de Europese Unie doordrenkt is met de revolutiegeest. Wanneer Bijbelse kernwaarden en christelijke normen en waarden hebben afgedaan en een beleid wordt gevoerd dat tot in de kern revolutionair is, is het verderfelijk om zich te hullen in het kleed van scepticisme om vervolgens toch maar samen op weg verder te gaan. De Europese Unie is strikt genomen een vijandelijke macht die ons wil overheersen. Dat is bepaald niet minder het geval nu we ons daar zelf in begeven hebben, zoals eens koning Josafath van Juda zich geroepen voelde om Achab, de koning van Israël, als bondgenoot terzijde te staan.

Hoe geheel anders lag dat voor de godvrezende Obadja,  die zich geroepen wist om onder de macht van Achab te zoeken naar wat goed en recht was. Hij diende aan het koninklijke hof en nam de gelegenheid waar om de profeten des Heeren te beschermen en te onderhouden, ook al verkeerde hij daardoor in levensgevaar. 

Zoals ds. H.G. Abma indertijd in dit verband ook steeds ten onrechte naar voren bracht, zo ook nu dr. M. Klaassen als hij verwijst naar Daniël die als balling aan het hof van Nebukadnezar kwam en met zijn drie vrienden. Zij moesten daar verblijven. En zij voegden zich daarin zolang zij aan Gods gebod gehoorzaam konden zijn.

Zeker, de aarde is des Heeren, maar dat geeft ons geen vrijbrief om, hetzij in Brussel, hetzij elders zich te scharen onder hen die de toren van Babel oprichten, of om waar dan ook ‘de plaatsen der ijdelheid’ op te zoeken. Wij moeten ons geroepen weten om te zoeken naar wat goed en recht is. Allereerst geldt dat  voor de plaatsen waar wij gesteld zijn, maar vervolgens is die roeping ook normatief voor de plaatsen waar wij ons op eigen initiatief geroepen moeten weten.    

 

    

[1] Groen van Prinsterer, G.: Handboek der geschiedenis van het Vaderland, vierde druk, H. Höveker en Zn. Amsterdam, 1875, blz. 67.

[2] Zie bijvoorbeeld de oproep tot ‘ontmythologiserende reductie’ om te voorkomen dat wij ons al te gemakkelijk laten meeslepen in een algemeen gevoel van verbondenheid (…) en in een oppervlakkig religieus getint nationalisme.  Bisschop, R.: God, Nederland en Oranje’ verkeerde nationalistische leus, RD 2012-04-28

[3] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, een reeks van historische voorlezingen, editie H. Smitskamp, 2e druk blz. 20 - T. Wever, Franeker

[4] Groen van Prinsterer, G: De Anti-Revolutionaire en Confessionele Partij in de Nederlands Hervormde Kerk,

blz. 69 – Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1954

[5] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, 4e druk, blz. 206 H.A. van Bottenburg, Amsterdam 1940

[6] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, 4e druk, blz. 200  H.A. van Bottenburg Amsterdam 1940

[7] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, 4e druk, blz. 205  H.A. van Bottenburg, Amsterdam 1940

[8] Groen van Prinsterer, G.: Handboek der geschiedenis van het Vaderland, 4e druk, blz. 699, 670, H. Höveker en Zn. Amsterdam, 1875.

[9] 1 Petrus 4:17

[10] Mallan, F.: De Koning uitgebannen, in Tien keer Gereformeerd, blz. 41, Kok Kampen, blz. 41.

[11] Janse, C.S.L.: Het gevaar van “In rapport met de tijd”. RD 9 maart 2019.

[12] Bisschop, R. in “Uitlatingen oud SGP-voorman ds. Zandt je reinste populisme”, RD 3 november 2018

[13] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, 4e druk, blz. 200  H.A. van Bottenburg Amsterdam 1940

[14] Segers,  M.: Waagstuk Europa, blz. 132, Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2014

[15] Segers,  M.: Waagstuk Europa, blz.   22, Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2014

[16] Segers,  M.: Waagstuk Europa, blz.   92, Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2014

[17] RD 22 februari 2019: Scepticisme over EU geen reden om Brussel te verlaten