De tirannie van de Politieke Elite

Gepubliceerd op 22 september 2020 om 11:54

De ontwikkelingen in onze modern-democratische samenleving worden beheerst door een politieke elite. Op het eerste gezicht gezicht lijkt het pragmatisme hier de overhand te hebben. Het spanningsveld van de politieke krachten kenmerkt zich door tal van verschijnselen, die zich niet eenvoudig laten herleiden tot een eenduidig grondmotief. Toch is dat mogelijk. En niet zonder grote schade gaat men daar gemakshalve omheen.  Het grondvlak waarop de politieke elite zich manifesteert, is de religie van het seculiere humanisme met de gelijkheidsideologie als het centrale dogma.    

De politieke elite als probleem

Wie de moeite neemt om zich te verdiepen in de politieke orde van het democratisch bestel in onze samenleving, ziet een ellips met een tweetal brandpunten

1. De vrijheidscultuur

Allereerst heeft zich, haaks op ons nationale verleden, een vrijheidscultuur ontwikkeld die op revolutionaire wijze overheersend is geworden. De organische samenhang in de samenlevingsverbanden is prijsgegeven voor een verabsoluteerd individualisme. De begrenzing is minimaal. Strikt genomen is alles geoorloofd zolang geen inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid van anderen.

Deze revolutionaire moderniteit heeft ons een samenleving gebracht, waarin het aardse leven niet meer in eeuwigheidslicht wordt gezien. De humaniteit is volstrekt seculier geworden, uit de aarde aards is en speelt zich op het platte vlak af tot in het platvloerse toe.      

2. De gelijkheidsideologie

Het tweede brandpunt van onze eigentijdse, postmoderne samenleving is de gelijkheidsideologie. Het is de ideologie van het seculiere dat zich in het centrum  van de macht heeft weten te nestelen. De zegeningen van de revolutionaire vrijheidscultuur moeten in overeenstemming met de gelijkheidsideologie op ‘democratische’ wijze worden vastgelegd.  Ze zijn algemeen geldend onder het seculiere regime van de politieke elite dat onmiskenbaar een semi-religieus karakter heeft. De revolutionaire geest van de gelijkheidsideologie heeft zich genesteld in het centrum van de macht. Van daaruit wordt het regime van het seculiere humanisme voortgestuwd om de samenleving te beheersen. De gelijkheidsideologie is het centrale dogma, de afgodsidee waarvoor alle knie zich moet buigen. Die seculiere afgodscultus eist volstrekte eerbiediging, nee, geen tolerantie maar slaafse onderwerping is vereist.

Zie hier wat zich feitelijk voltrekt wanneer de politieke elite de samenleving ordent in het kader van vrijheid en gelijkheid. De doorbraak van het postmoderne seculiere humanisme voltrekt zich om de klassieke rechtsstaat volledig uit te hollen.

Het toekomstperspectief van de politieke elite

Hier dient zich het feitelijke probleem aan: een politieke elite ordent de samenleving in het kader van een individualistische vrijheidscultuur en een ideologisch gelijkheidsregime. Op basis van dit humane secularisme meent het een rechtsstaat in stand te kunnen houden. Maar met  de maakbaarheid van de samenleving als grondmotief ontwikkelt zich een tiranniek streven naar een Europese Unie. Strikt genomen doet zich hier een fascistisch streven voor naar een nieuwe mensheid, ditmaal in de utopische ordening van de Verenigde Staten van Europa, het voorland waarin de bevolking van alle Europese natiestaten ten onder moet gaan.[1]      

De werkelijkheid achter de feiten

De werkelijkheid achter de feiten die zich dagelijks aandienen is de op expansie beluste doorwerking van de revolutionaire tijdgeest. Vanuit die bron wordt het seculiere humanisme voortgestuwd tot een religieus fanatisme met de gelijkheidsideologie als het centrale dogma. Bijbels gezien moet hier gedacht worden aan het beest uit de afgrond. [2] En niet minder ook aan de geestelijke boosheden in de lucht, de overheden en de machten die zich manifesteren als de geweldhebbers der wereld der duisternis dezer eeuw.[3]

Is dat te boud gesproken?

Zie hoe het klassieke huwelijk steeds meer wordt genivelleerd en door de voortgaande individualisering wordt ontwricht. Zie in dit verband ook heel concreet het grondmotief waarom de financiële lastendruk op de schouders van de éénverdieners wordt gelegd. Ideologisch gelegaliseerde diefstal is het, anders niet.

Zie vervolgens hoe in samenhang hiermee het klassieke gezin, eens de hoeksteen van de samenleving, van zijn kracht wordt beroofd. Een scala aan andere samenlevingsvormen wordt als alternatieve mogelijkheden gelijkwaardig geacht.

Alles wordt van overheidswege in het werk gesteld om het proces van echtscheiding zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Bezie voorts hoe de seksuele revolutie in de gelijkheidsideologie doorwerkt om hier naadloos bij aan te sluiten. De maakbaarheidscultuur waarin de lhbt-signatuur tot zijn ‘recht’ moet komen, is weerzinwekkend. De agressie die aan de dag treedt om hiervoor tot op de scholen ingang te vinden, moet standvastig worden weerstaan door fundamenteel verzet.

Bedenk vooral dat met de revolutionaire vrijheid een doodscultus ingang heeft gevonden, waarin het recht op abortus en euthanasie hoog in het vaandel staat.

Alom blijkt hoe de Bijbelse grondslagen en de christelijke waarden en normen hun betekenis verloren hebben onder het revolutionaire regime dat met het seculiere humanisme een westerse sharia gestalte geeft . Met dit gegeven voor ogen kan niet anders worden opgemerkt: “Hier heerst de geest van de antichrist die niet alleen komen zal, maar ook alreeds is. [4]    

Hier manifesteert zich de tirannie van de politieke elite, die het hart doorwondt. Fundamenteel verzet is nodig om die tirannie waar mogelijk te verdrijven.

 De uitholling van de rechtsstaat.

Voor een rechtsstaat is een politiek-staatkundige ordening van de samenleving essentieel waarin waarheid en recht in hun onderlinge samenhang van beslissende betekenis zijn. Oprechtheid en transparantie zijn daarbij onmisbare voorwaarden.

Vanuit deze optiek kan alleen maar opgemerkt worden dat de klassieke rechtsstaat bij een seculier democratisch regime aan voortdurende uitholling onderhevig is. Het centrale motief van het elitaire politiek-staatkundig beleid is primair gericht op de uitoefening van macht en heerschappij van een regenteske cultuur die zich kost wat kost in stand wil houden en waar mogelijk wil versterken.

Een drietal kenmerkende uitgangspunten moeten daarbij niet over het hoofd worden gezien.

  1. Door het ontbreken van visie zijn nagenoeg alle politieke geledingen bereid tot een pragmatische opstelling dat strikt genomen alleen is gericht op de continuïteit van het seculiere humanisme met een democratisch gehalte dat een volstrekt seculier-religieus regime heeft gevestigd.
  2. Het democratisch regime van het seculiere humanisme met de gelijkheidsideologie als afgodsidee is uitgesproken elitair van karakter. Al wat zich niet wenst te scharen onder het politieke juk van deze elitaire democratie wordt als populisme weggezet en afgedankt.
  3. Ten diepste is bij het seculiere humanisme sprake van een postmodern democratisch regime waarbij het vrijheidsaspect is ingesnoerd door het gelijkheidsmotief. “Het vrijheidsstelsel, in haar revolutionaire eenvoud is ”, zo merkte Groen van Prinsterer al terecht op, “de bij de wet geregelde organisatie van de meest volledige tyrannie.”[5]

Als het tegen deze achtergrond over burgerschapsonderwijs gaat, kan er niet aan worden voorbijgegaan dat een seculier-religieuze overheidselite op basis van een revolutionaire gelijkheidsideologie de samenleving wenst te ordenen tot een ‘burgermaatschappij’ die, om het weer met Groen van Prinsterer te zeggen, ‘het stemrecht als grondslag heeft en het geld als het enige cement van de samenleving.’[6]

En daarmee is een klimaat ontstaan waarin de verstrengeling van de onderwereld met de  bovenwereld onmiskenbaar toeneemt en de criminaliteit tot grote bloei kan komen. Er ontwikkelt zich een burgerlijke samenleving waarin de rechtsbescherming van het kwaad en de misdadigers prevaleert boven het handhaven van recht en gerechtigheid ten goede van de burgers. Een selectief politioneel optreden, grote achterstanden en soft beleid bij justitie   

Zie hier de rechtstaat die een elitair seculiere overheid ten koste van alles in stand wenst te houden.

Schaalvergroting  op europees niveau

Zeer zorgwekkend is ook de voor een seculier elitair systeem kenmerkende schaalvergroting. De begrenzing in nationaal opzicht beperkt de mogelijkheden om  de voorgespiegelde ‘winst’ te behalen. Grensoverstijgende europeanisering is de aangewezen weg. De problemen nemen intussen zodanig toe dat ze onbeheersbaar blijken te zijn, maar dat wordt voor lief genomen. De overheid ontkent, kijkt weg, of manipuleert met informatie. En als de confrontatie zich voordoet, zitten ze er voortvarend ‘bovenop’ om, als het echt niet anders kan, een oplossing in ‘geld’ aan te reiken: geld als het enige cement dat werkt om in de vlucht van de volkeren meegenomen te worden. 

De marktwerking is beleidsbepalend, het grootkapitaal maakt de dienst uit. Multinationals zijn onmisbaar voor de werkgelegenheid. Banken zijn van de grootste betekenis voor het in standhouden van de marktwerking. Voor omvallen zijn ze te groot. Hun belang is dusdanig dat ze zo nodig met overheidsgeld staande worden gehouden, zelfs als ze hun bonuscultuur handhaven.

Met het globaliseringsmotief vindt een vlucht naar de toekomst plaats waarin onze nationale samenleving uitgehold wordt om ten onder te gaan in een bureaucratisch geconstrueerd Europees federatief samenlevingsverband. De euro staat garant voor verbindende solidariteit. 

Wat Frankrijk niet is gelukt, waar Duitsland heeft gefaald moeten Frankrijk en Duitsland gezamenlijk tot stand kunnen brengen: de overheersing van de Europese mogendheden door een federatieve Europese Unie, een superstaat waarin de as Frankrijk-Duitsland allesbepalend is.

Het torentje als elitair centrum

Noten

[1] Zie Historiek 2019-12-09 – Huberts, W.: Fascisme: ontstaan, betekenis en kenmerken.

[2] Openbaring 17:8  

[3] Efeze 6:2

[4] 1 Johannes 4:3

[5] Groen van Prinsterer, G.: De Anti-Revolutionnaire en Confessionele Partij in de Nederlandse Hervormde kerk, Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1954 blz. 80, 81.

[6] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, 4e druk,   blz. 199 en 200  H.A. van Bottenburg Amsterdam 1940